Agendawijzer

Verklaring vicevoorzitter van de raad

Raadsnummer:

Geschreven op: 16-12-2022 | Laatst bewerkt op: 13-01-2023 | Status onderwerp: afgerond

Afbeelding:Foto van de glas-vensterbedrukking rondom de raadzaal van Almere

Door de vicevoorzitter van de raad is een verklaring afgegeven.

Waar gaat het over?

Door de vicevoorzitter van de raad is onderstaande verklaring afgegeven:

Verklaring

“Op 24 november jl. heeft de raad zijn afkeuring uitgesproken over de gedragingen van raadslid Buyatui. Daarbij heeft de raad het presidium opdracht gegeven de juridische gevolgen te laten onderzoeken van zijn handelen. Het advies van Van Bavel Advocaten, dat vandaag openbaar is geworden, laat zien dat er sprake kan zijn van strafbare feiten. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid aan het openbaar ministerie te vragen hier nader onderzoek naar te doen. Om die reden zal ik, in de eigenstandige hoedanigheid van vicevoorzitter van de raad, aangifte doen van de gedragingen van raadslid Buyatui."

Willem Boutkan
Vicevoorzitter van de Raad van Almere

 


Hieronder leest u de inhoud van de brief van Van Bavel advocaten, precies zo weergeven als de pagina's van de brief, maar dan in het open formaat van een webpagina (de Raad van Almere publiceert zo veel mogelijk conform de Woo).
De originele PDF verkrijgt u hier: Memo gemeenteraad Almere 12 december 2022


Pagina 1
Van Bavel Advocaten

Memo

Strikt vertrouwelijk

Datum 12 december 2022

Aan: de gemeenteraad van de gemeente Almere
Van: Evelien de Witte (Van Bavel Advocaten)
Onderwerp: mogelijkheden strafvervolging Buyatui na gedane uitlatingen op twitter

Inleiding

1. In opdracht van de gemeenteraad van de gemeente Almere zal in deze memo een analyse gegeven worden van de juridische implicaties van de uitlatingen van de heer Buyatui in een tweetbericht op 21 november 2022. In die tweet stelt hij dat de heer Weerwind in zijn periode als burgemeester van Almere heeft gelogen over het doen van onderzoek naar de islamitische gemeenschap. In die tweet, die een vervolg is op een tweet 3 dagen eerder, heeft hij een door hemzelf aangepaste email geplakt die zijn standpunt zou moeten onderbouwen.

2. De vragen die centraal staan zijn de volgende. Is het handelen van Buyatui aan te merken als een strafbaar feit en zo ja, als welk strafbaar feit kan zijn handelen gekwalificeerd worden? Indien sprake is van een strafbaar feit, wie kan daarvan dan het beste aangifte doen?

Uitingsdelicten

3. De uitingsdelicten smaad, laster en belediging staan omschreven in titel XVI van het wetboek van strafrecht. Hoewel de delicten op elkaar lijken, zijn er verschillen. In het geval van smaad (art. 261 Sr) wordt door de openbaring van een bepaald feit iemands eer of goede naam aangetast. Dat feit hoeft niet onwaar te zijn. Als een onwaar feit openbaar wordt gemaakt waarbij iemands eer of goede naam wordt aangetast, kan dat gekwalificeerd worden als laster (art. 262 Sr). Iedere opzettelijke belediging die niet als smaad kan worden aangemerkt, kan strafbaar zijn als eenvoudige belediging (art. 266 Sr).

4. In casu wordt in het tweetbericht het standpunt gehuldigd dat de heer Weerwind de gemeenteraad bewust onjuist zou hebben voorgelicht tijdens het beantwoorden van raadsvragen in november 2021. “Liegen is in strijd met de Gemeentewet, art 180” luidt de tekst van de tweet. Door het op een social media platform uiten van deze tekst is het ten laste leggen van een bepaald feit (het handelen buiten de bevoegdheid van een burgemeester door te liegen en de gemeenteraad bewust onjuist voor te lichten) met ‘het doel daaraan ruchtbaarheid te geven’ wat mij betreft een gegeven. Door de scherpe bewoordingen te gebruiken in combinatie met de plaatsing van de tekst op Twitter, is mijns inziens het noodzakelijke opzet op het aantasten van de eer of goede naam van Weerwind ook gegeven. Dit refereert immers rechtstreeks aan de wijze waarop Weerwind zijn ambt

Pagina 2
Van Bavel Advocaten

heeft uitgeoefend. Latere excuses ontnemen het naar objectieve gronden aangenomen opzet ten tijde van het doen van de uitlatingen niet1.

5. De context waarbinnen een uitlating is gedaan kan het beledigende of smadelijke karakter van die uitlating wegnemen. In het kader van het publieke debat mag er veel gezegd worden. Zo mag op het scherpst van de snede gedebatteerd worden en mogen misstanden aan de kaak worden gesteld. De vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in art. 10 EVRM is een groot goed. Echter, dat recht is niet onbegrensd.

6. In de rechtspraak zien we dat een openbaar bestuurder als publiek persoon meer kritiek dient te accepteren dan een burger als privaat persoon. Het openbaar bestuur moet in een democratische samenleving nauwkeurig in de gaten gehouden kunnen worden. Echter, een politicus als degene die de uitlatingen doet heeft ook de verantwoordelijkheid om te zorgen dat hij in een debat voorkomt dat hij uitlatingen verspreid die in strijd zijn met de wet 2. De uitlatingen die zijn gedaan mogen niet onnodig grievend zijn. Er mag veel, er mag geprovoceerd worden, maar er zijn ook grenzen. Een van die grenzen behelst het tonen van respect voor de eer en goede naam van anderen3.

7. Door het tweetbericht van Buyatui is het politieke debat naar social media verplaatst. De verplaatsing naar dat medium waardoor olie op het vuur is gegooid op een reeds verslechterde vertrouwensrelatie tussen de islamitische gemeenschappen en de gemeente, in combinatie met de scherpe bewoordingen waardoor de eer en goede naam van Weerwind is aangetast, kunnen de uitlatingen zoals ze zijn gedaan onnodig grievend maken. Het is daarnaast de vraag of het plaatsen van de tweets op social media niet het doel van het doen van de uitlatingen voorbij heeft gestreefd en nodig was ter behartiging van het openbaar belang (uit de tweets: “de onderste steen moet boven” en “alle stukken dienen met de raad gedeeld te worden”)4.

8. Een vervolging voor smaad of eenvoudige belediging lijkt op grond van bovenstaande niet uitgesloten. Een vervolging voor laster acht ik, gelet op de uitlatingen van Buyatui in de media dat hij er vanuit ging dat de mail aan de burgemeesters van overige Flevolandse gemeentes gericht was, niet erg kansrijk. Dan moet immers aangetoond worden dat degene die de uitlatingen deed, ook daadwerkelijk wist dat de informatie die hij deelde onjuist was5.

Valsheid in geschrift

9. Valsheid in geschrift is strafbaar gesteld in art. 225 Sr, waarbij zowel het vervalsen van een geschrift als het gebruikmaken van zo’n geschrift een strafbaar feit kan opleveren.

10. In casu is een deels onleesbaar gemaakte mail met daarin een uitnodiging voor overleg, aangepast qua lay-out en bewoordingen. Dat is te kwalificeren als het vervalsen van die email, nu aan die email gegevens zijn toegevoegd. Zowel (achteraf gebleken) onjuiste geadresseerden zijn toegevoegd als het (eveneens onjuist gebleken) mailadres van de afzender is toegevoegd.

Voetnoten
1 Tekst & Commentaar bij art. 261, aantekening 8
2 Hoge Raad 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583 en Hoge Raad 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1036 3 EHRM 28 februari 2017, nr. 45416/16 (Le Pen vs. Frankrijk)
4 Gerechtshof Amsterdam 23 november 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4125
5 Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:904

Pagina 3
Van Bavel Advocaten

11. Niet iedere vervalsing van een geschrift, een email kan ook als een geschrift worden aangemerkt 6, levert een strafbaar feit op. Het moet namelijk gaan om een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Een email heeft niet zonder meer een bewijsbestemming. Echter, in dit geval is de email gebruikt ter onderbouwing van hetgeen Buyatui in de tweet heeft geschreven, namelijk dat Weerwind gelogen zou hebben en zijn bevoegdheden als burgemeester te buiten zou zijn gegaan. Dat kan de email in casu een bewijsbestemming geven.

12. Degene die een geschrift opzettelijk vervalst moet dat daarnaast doen met het oogmerk te misleiden, wat zoveel wil zeggen als dat de vervalser de bedoeling (het oogmerk) heeft dat het geschrift als echt en onvervalst zal worden gebruikt. Voor het strafbaar gebruik maken van een vervalst geschrift is (voorwaardelijk) opzet vereist op het gebruik van het geschrift en het vervalste karakter daarvan. Daarbij is het niet relevant of de vervalsing zelf strafbaar is7.

13. Concluderend stel ik dat er voldoende aanleiding is om aangifte te doen van valsheid in geschrift en zou dat tot strafvervolging van Buyatui kunnen leiden.

Schenden van de geheimhoudingsplicht

14. In artikel 272 Sr wordt strafbaar gesteld het opzettelijk schenden van de geheimhouding die iemand op grond van zijn ambt of beroep heeft. Het gaat hierbij om het schenden van de geheimhoudingsplicht en minder om het openbaar maken van een geheim. Uit een uitspraak van de Hoge Raad op 7 april 20208 blijkt dat het ‘schenden’ van een geheim moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming van die gegevens onbevoegd is.

15. In casu is de betreffende deels onleesbaar gemaakte email verstrekt op grond van een Woo- verzoek. De zwartgelakte gedeeltes van die email zijn niet openbaar gemaakt en betroffen daardoor geheime informatie. Van die status van de onleesbaar gemaakte tekst zal zeker Buyatui in zijn hoedanigheid als raadslid op de hoogte moeten zijn geweest. Buyatui ging er, gelet op zijn uitlatingen in de media, vanuit dat hij beschikte over die geheime informatie en hij heeft die informatie in zijn tweet van 21 november 2022 gedeeld. Betoogd zou kunnen worden dat hij een geheimhoudingsplicht had ten aanzien van die informatie. Ik zie aanleiding om ook van dit feit aangifte te doen en het openbaar ministerie te verzoeken onderzoek te doen naar de mogelijke schending van de geheimhoudingsplicht.

Wie kan aangifte doen van een strafbaar feit?

16. Op grond van art. 161 Sv kan iedereen aangifte doen van een strafbaar feit. Dat zouden wij middels een brief aan de officier van justitie ook namens jullie kunnen doen.

Voetnoten
6 Rechtbank Rotterdam 17 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5753 7 Hoge Raad 29 juni 1910, W 9061
8 Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:527


Eerdere berichten

Hieronder vindt u berichten uit de historie van dit onderwerp.